Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest de citadel van Montmédy
als steunpunt dienen voor de troepen die in de streek
actief waren en ze moest waken over de spoor- en weginfrastructuur in de vallei van de Chiers. In geval van overgave en op bevel van de hoogste in rang zou de weg- en spoorinfrastructuur vernield moeten worden, zodat de vijand geen toegang zou krijgen tot de monding van de rivier en de
spoorweg niet zou kunnen gebruiken. Ook de bewapening,
munitie en levensmiddelen zouden vernietigd moeten worden.
Op 27 augustus 1914 kreeg het garnizoen het bevel om zich in
Verdun aan te sluiten bij het Franse leger. Dat garnizoen werd op 29 augustus 1914 in Brandeville in de pan gehakt.
Deze citadel, die op een rotsachtig uitsteeksel troont, werd in de zestiende eeuw door Karel de Vijfde aangelegd. In de zeventiende eeuw werd het heringericht door Vauban. De laatste aanpassing gebeurde in de negentiende eeuw onder Seré de Rivières. Het is één van de weinige burchten die nog steeds bewoond is. Ze heeft namelijk 80 inwoners. In de citadel bevindt zich de Sint-Maartenskerk, een herkenbaar patrimonium en twee musea. Het eerste museum is gewijd aan versterkte bolwerken, het tweede aan een lokale kunstenaar,
Jules Bastien-Lepage. Vanop de top van de vestiging heb je een adembenemend uitzicht.
Motor
Gebruiker